Wat betekent quién in Spaans?

Wat is de betekenis van het woord quién in Spaans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van quién in Spaans.

Het woord quién in Spaans betekent wie, die, wie, wie, persoon, mens, betrouwbaar, te geef, ontrouw, trouweloos, met de hoed in de hand, wie is, het maakt niet uit wie, wat maakt het uit?, wie had dat gedacht? wie had dat kunnen denken?, ga maar na, kostwinner, broodwinner, Medicaid, Who is Who, van wie, wie, niet het recht hebben, kijken wie het langst durft. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord quién

wie

¿Quién se comió el pan?

die, wie

La persona que lo rompió no está aquí.

wie

Quien ríe el último ríe mejor.

persoon, mens

¿De qué persona hablas? ¿De la madre o la hija?

betrouwbaar

El dueño del negocio tenía suerte de tener empleados confiables que mantuvieran todo funcionando mientras él no estaba.

te geef

Ya no quiero esta bolsa de papas fritas: está disponible si alguien la quiere.

ontrouw, trouweloos

Nadie necesita amigos desleales.

met de hoed in de hand

locución adverbial (figurado) (figuurlijk)

El déficit de presupuesto significa que debemos acudir como quien pide limosna a países como China para que nos presten billones.
Door de begrotingstekorten moeten we met de hoed in de hand miljoenen gaan lenen bij landen zoals China.

wie is

(interrogativo)

het maakt niet uit wie

locución adverbial

Sea quien sea el que lo haya dicho, se equivoca.

wat maakt het uit?

Sí, ganas más que yo, ¿a quién le importa?

wie had dat gedacht? wie had dat kunnen denken?

Guau, eso es realmente interesante, ¡quién lo hubiera pensado!

ga maar na

locución interjectiva (irónico)

kostwinner, broodwinner

Mi madre era el sostén de la familia; mi padre se quedaba en casa con nosotros, niños.

Medicaid

Luisa pidió el seguro médico popular cuando perdió su empleo.

Who is Who

expresión (anglicisme)

van wie

locución pronominal

¿De quién son éstos?

wie

locución pronominal

¿A quién viste cuando estuviste allí?

niet het recht hebben

locución verbal

Tú no eres quién para decirme lo que tengo que hacer.
ⓘEsta oración no es una traducción de la original. Je hebt het recht niet om roddels te verspreiden over mij.

kijken wie het langst durft

Los adolescentes jugaron a cobarde, gallina, manejando sus coches directamente uno contra el otro.

Laten we Spaans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van quién in Spaans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Spaans.

Ken je iets van Spaans

Spaans (español), ook bekend als Castilla, is een taal van de Iberisch-Romaanse groep van de Romaanse talen, en de 4e meest voorkomende taal ter wereld volgens sommige bronnen, terwijl andere het als een 2e of 3e vermelden meest voorkomende taal. Het is de moedertaal van ongeveer 352 miljoen mensen en wordt gesproken door 417 miljoen mensen wanneer de sprekers als taal worden toegevoegd. sub (geschat in 1999). Spaans en Portugees hebben zeer vergelijkbare grammatica en woordenschat; Het aantal vergelijkbare woordenschat van deze twee talen is tot 89%. Spaans is de primaire taal van 20 landen over de hele wereld. Geschat wordt dat het totale aantal sprekers van het Spaans tussen de 470 en 500 miljoen ligt, waarmee het de op één na meest gesproken taal ter wereld is, gemeten naar het aantal moedertaalsprekers.