Wat betekent parting in Engels?

Wat is de betekenis van het woord parting in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van parting in Engels.

Het woord parting in Engels betekent scheiding, scheiding, afscheids-, goodbye, parting, onderdeel, stuk, deel, stuk, deel, deel, stuk, rol, rol, scheiding, partij, partij, eigenschap, trek, deel, aandeel, deel hebben aan, een rol spelen in, deel, splitsen, opsplitsen, uiteengaan, weggaan, verdwijnen, uiteengaan, uiteendrijven, verdelen, uitdelen, part, film part, part in a film, component, portion, share, part, share, portion, part, piece, fragment, part, part, piece, part, piece, fragment, part, voice, part, part, part with, part with, belong to, play the leading part, play the leading part, be part of, be part of, participate, partake, belong to, majority, leading part, leading role, lead, lower part of a mast, join, participate in, participate in, participate in, play along, greater part, our ways will part, participate, separate from, part from, part of a fish net, be part of, laatste hatelijke opmerking. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord parting

scheiding

noun (separation)

The couple's parting was sad news for their families.

scheiding

noun (UK (part: combed divide in hair) (in het haar)

The hairdresser asked Megan if she wore her parting on the left or the right.

afscheids-

adjective (leaving a company) (in samenstellingen)

Elizabeth gave her boss a parting gift when she left her job.

goodbye

(uit elkaar gaan)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

parting

(in het hoofdhaar) (hair)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

onderdeel, stuk, deel

(piece)

The child assembled the parts of the model train. The aircraft exploded in the air and parts of it were scattered over a wide area.

stuk, deel

(section)

The novel is divided into three parts.

deel

(portion)

Mix one part cement to two parts water.

stuk

(segment)

How many parts should I slice this cake into?

rol

(theatre: role) (toneel)

I'm playing the part of Ophelia.

rol

(cinema: role) (film)

She got a small part in his new film.

scheiding

(US (hair) (haar)

Which side do you wear your part on?

partij

(music: written piece) (muziek: partituur van één instrument)

Do you have a copy of the soprano part?

partij

(music: voice, instrument) (muziek: baspartij, vioolpartij etc.)

The violin part was more challenging than the others.

eigenschap, trek

(attribute)

He is a man of many parts.

deel, aandeel

(share)

When do I get my part of the money?

deel hebben aan, een rol spelen in

(participation)

That extremist group surely has a part in this plot.

deel

(duty, contribution)

You must do your part in the cleaning too.

splitsen

(become divided)

Go left when the path parts.

opsplitsen, uiteengaan

(people: separate)

And here is where we must part.

weggaan, verdwijnen, uiteengaan

(person: leave)

She parted without saying a word.

uiteendrijven

(divide)

A police officer parted the crowd.

verdelen, uitdelen

(archaic (apportion)

US: He parted the winnings among his friends.

part, film part, part in a film

(acteur: rol)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

component

(onderdeel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

portion, share, part

(aandeel, deel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

share, portion

(deel in/van iets)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part, piece

(gedeelte)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

fragment

(deel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part

(portie)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part, piece

(deel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part, piece, fragment

(onderdeel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part, voice

(muziek: zangpartij)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part

(Belgisch (onderdeel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

part

(formeel (vertrekken)

(intransitive verb: Verb not taking a direct object--for example, "She jokes." "He has arrived.")

part with

(weg doen)

part with

(weggeven)

belong to

(onderdeel zijn van)

play the leading part

(letterlijk (in toneelstuk, film)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

play the leading part

(figuurlijk (belangrijk zijn) (figurative)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

be part of

(behoren tot)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

be part of

(onderdeel/lid zijn van)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

participate, partake

(meedoen)

(intransitive verb: Verb not taking a direct object--for example, "She jokes." "He has arrived.")

belong to

(bij een groep horen)

majority

(merendeel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

leading part, leading role, lead

(ook figuurlijk (film: belangrijkste rol) (film, theatre)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

lower part of a mast

(scheepvaart (deel van de ondermast) (sailing)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

join

(deelnemen aan iets)

(intransitive verb: Verb not taking a direct object--for example, "She jokes." "He has arrived.")

participate in

(deelnemen aan)

participate in

(participeren)

participate in

(letterlijk (deelnemen aan)

play along

(meedoen, deelnemen)

greater part

(het grootste deel)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

our ways will part

(personen: uit elkaar gaan)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

participate

(deelnemen)

(intransitive verb: Verb not taking a direct object--for example, "She jokes." "He has arrived.")

separate from, part from

(letterlijk (uit elkaar halen)

part of a fish net

(deel van visnet)

(noun: Refers to person, place, thing, quality, etc.)

be part of

(behoren tot)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")
Dat valt onder het rechtsgebied van Amsterdam.

laatste hatelijke opmerking

noun (final retort)

The actress was furious and called the chat show host an idiot as a parting shot.

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van parting in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.