Wat betekent learn in Engels?

Wat is de betekenis van het woord learn in Engels? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van learn in Engels.

Het woord learn in Engels betekent instuderen, leren, van buiten leren, vaststellen, iets ontdekken, vernemen, leren, horen, vernemen, uitvinden, ontdekken, learn, learn, learn, hear, study, learn, find out, find out, learn by doing, learn the tricks of the trade, learn the ropes, learn to deal with, learn to deal with, learn by heart, ergens iets van opsteken, ergens iets van leren, iets leren kennen, al doende leren, horen over, horen van, de fijne kneepjes leren, het klappen van de zweep leren, met vallen en opstaan leren. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord learn

instuderen

transitive verb (memorize)

The actor had to learn his lines.

leren

transitive verb (master)

He learnt the art of stone masonry in just three years.

van buiten leren

transitive verb (know by studying)

It took him an hour, but he learnt the twenty Spanish words.

vaststellen

transitive verb (ascertain)

After weeks of work, the detective finally learned who the killer was.

iets ontdekken, vernemen

transitive verb (with object: discover)

Guess what I just learned by listening in to a phone conversation?

leren

transitive verb (obtain through experience)

Children usually start to learn to walk when they are about a year old.

horen, vernemen

transitive verb (with clause: become aware)

I only learned yesterday that he had died.

uitvinden, ontdekken

intransitive verb (acquire knowledge)

I don't know how to do it, but I'll learn.

learn

(kennis vergaren)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

learn

(verwerven)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

learn, hear

(te weten komen)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

study

(leren)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

learn

(doen inzien)

(transitive verb: Verb taking a direct object--for example, "Say something." "She found the cat.")

find out

(iets ontdekken)

(phrasal verb, transitive, separable: Verb with adverb(s) or preposition(s), having special meaning, divisible--for example, "call off" [=cancel], "call the game off," "call off the game.")

find out

(uitvinden, ontdekken)

(phrasal verb, transitive, separable: Verb with adverb(s) or preposition(s), having special meaning, divisible--for example, "call off" [=cancel], "call the game off," "call off the game.")

learn by doing

(iets leren door het te doen)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

learn the tricks of the trade

(de trucs leren)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

learn the ropes

(figuurlijk (ervaring opdoen) (figurative)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

learn to deal with

(leren bedienen)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

learn to deal with

(menselijke relaties)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

learn by heart

(leerstof: stampen)

(verbal expression: Phrase with special meaning functioning as verb--for example, "put their heads together," "come to an end.")

ergens iets van opsteken, ergens iets van leren

verbal expression (informal (become knowledgeable)

Stick around and watch; you may learn a thing or two.

iets leren kennen

(become informed about)

How did you learn about our company? The kids have been learning about the Middle Ages in their history class.

al doende leren

(train while on the job)

horen over, horen van

(hear about)

When did you first learn of her death?

de fijne kneepjes leren, het klappen van de zweep leren

expression (figurative (familiarize oneself with [sth]) (figuurlijk)

It took me a while to learn the ropes of the family business.

met vallen en opstaan leren

verbal expression (gain knowledge and experience)

Live and learn is my motto; we all learn from our own mistakes. I never knew that was possible! Well, you live and learn.

Laten we Engels leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van learn in Engels, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Engels.

Verwante woorden van learn

Ken je iets van Engels

Het Engels is afkomstig van Germaanse stammen die naar Engeland zijn geëmigreerd en is over een periode van meer dan 1400 jaar geëvolueerd. Engels is de derde meest gesproken taal ter wereld, na Chinees en Spaans. Het is de meest geleerde tweede taal en de officiële taal van bijna 60 soevereine landen. Deze taal heeft een groter aantal sprekers als tweede en vreemde taal dan moedertaalsprekers. Engels is ook de co-officiële taal van de Verenigde Naties, van de Europese Unie en van vele andere internationale en regionale organisaties. Tegenwoordig kunnen Engelstaligen over de hele wereld relatief gemakkelijk communiceren.