Wat betekent ganhar in Portugees?
Wat is de betekenis van het woord ganhar in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van ganhar in Portugees.
Het woord ganhar in Portugees betekent winnen, winnen, winnen, verdienen, winnen, verwerven, verkrijgen, aankomen, behalen, verdienen, werven, binnenhalen, stijgen, groeien, opbrengen, winnen, incasseren, verdienen, krijgen, vergroten, versterken, uitgooien, winst maken, krijgen, ontvangen, succesvol zijn, ergens je voordeel mee doen, voordeel halen uit, verdienen, maken, verdienen, bezorgen, behalen, winnen, spieren kweken, op zijn sloffen winnen, met twee vingers in de neus winnen, tijd winnen, met moeite rondkomen, het vertrouwen winnen van, de bovenhand krijgen, een fortuin maken, op één been winnen, op zijn sloffen winnen, sympathie winnen, de kost verdienen, tot leven komen, aankomen, aankomen, vaart krijgen, te winnen, vooruitgaan, een breed publiek trekken, geld verdienen, brood op de plank brengen, , afslachten, afstraffen, afdrogen, inpakken. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.
Betekenis van het woord ganhar
winnenverbo transitivo (como um prêmio) Ganhamos uma câmera como prêmio da rifa. |
winnenverbo transitivo O nosso time ganhou o jogo por 3 a 2. |
winnen
O nosso time ganhou. |
verdienenverbo transitivo Ele ganhou uma vaga na equipe olímpica. |
winnenverbo transitivo O candidato ganhou muitos eleitores com suas boas ideias. |
verwerven, verkrijgenverbo transitivo Os cidadãos ganharam o direito de mandar os filhos para uma escola diferente. |
aankomenverbo transitivo Ganhei três quilos durante as férias. |
behalenverbo transitivo O atleta ganhou três títulos mundiais. |
verdienenverbo transitivo (dinheiro) Quanto você vai ganhar (or: receber) por semana no novo emprego? |
werven, binnenhalenverbo transitivo Ele ganhou conquistou outros cinco clientes no mês passado. |
stijgen, groeienverbo transitivo A bolsa ganhou 3% na semana passada. |
opbrengenverbo transitivo (finanças) É um investimento que lucra pelo menos 7%. |
winnen, incasserenverbo transitivo Ele ganhou milhares de dólares no cassino. |
verdienenverbo transitivo (merecer) Ela recebeu elogios da comunidade por seu trabalho voluntário. |
krijgen(presente) A menina recebeu uma boneca de aniversário. |
vergroten, versterken(figurado) (fig., v. vertrouwen) A vitória ajudará o time a fortalecer a confiança. |
uitgooien(beisebol: fazer três acertos) (honkbal) |
winst maken(obter lucro) Se investirmos sensatamente, lucraremos. |
krijgen, ontvangenverbo transitivo |
succesvol zijn
|
ergens je voordeel mee doen, voordeel halen uit
Meu colega de trabalho tentou lucrar com meu erro. |
verdienenverbo transitivo Ele ganha um bom salário. |
maken, verdienenverbo transitivo A empresa obteve um lucro no último trimestre. |
bezorgenverbo transitivo Sua boa entrevista o fez ganhar o emprego. |
behalen, winnenverbo transitivo Eles conquistaram sete vitórias na última temporada. |
spieren kweken(BR, informal) (informeel) O técnico disse para o jovem jogador de futebol americano malhar na academia. |
op zijn sloffen winnen, met twee vingers in de neus winnen(figuurlijk, informeel) |
tijd winnenexpressão verbal (figuurlijk) |
met moeite rondkomenexpressão |
het vertrouwen winnen van
Consegui ganhar a confiança do nosso mais novo cliente. Ele ganhou a confiança dos gerentes dele através de seu excelente trabalho. Ik ben erin geslaagd om het vertrouwen van onze nieuwste klant te winnen. Hij won het vertrouwen van zijn managers door zijn uitstekende werk. |
de bovenhand krijgen
Het spel duurde uren voor een team de bovenhand kreeg. |
een fortuin maken
Essa empresária fez uma fortuna no varejo. |
op één been winnen, op zijn sloffen winnenexpressão (figuurlijk) |
sympathie winnenexpressão (conquistar) |
de kost verdienenexpressão verbal Sergei ganha a vida dirigindo um táxi. Stephen ganhou a vida negociando ações e títulos. |
tot leven komenexpressão verbal (figurado) |
aankomenexpressão verbal (gewicht) Assim que ela começou a receber refeições regulares, a cara antes ossuda dela ganhou corpo e suavizou sua aparência. |
aankomen(in gewicht) Muitos universitários ganham peso durante o primeiro ano escolar. Eu engordei demais, minhas calças não entram mais! |
vaart krijgen
A bicicleta dele começou ganhar velocidade quando ele desceu a colina. Zijn fiets kreeg vaart toen hij de heuvel afreed. |
te winnen
Que vantagem você vai ter em mentir sobre isso? Wat heb je te winnen door erover te liegen? |
vooruitgaan
A companhia levou vantagem ao adotar um novo modelo de negócios. |
een breed publiek trekken(música, filme) (film, muziek) Esse filme tem apelo suficiente para ganhar público mais diverso. |
geld verdienen, brood op de plank brengenexpressão verbal Você pode ficar em casa apenas porque eu saio e ganho dinheiro. |
(prêmio esportivo) Ele ganhou um monograma no basquete no ensino médio. |
afslachten(figurado, informal) (figuurlijk, inf.) |
afstraffen, afdrogen, inpakken(esporte, figurado, informal) (figuurlijk, inf.) |
Laten we Portugees leren
Dus nu je meer weet over de betekenis van ganhar in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.
Verwante woorden van ganhar
Geüpdatete woorden van Portugees
Ken je iets van Portugees
Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.