Wat betekent ça in Frans?

Wat is de betekenis van het woord ça in Frans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van ça in Frans.

Het woord ça in Frans betekent id, die, het, dit, deze, men, ze, we, wij, die, deze, die, passim, verspreid, stand, score, stank, voorkeur, bedrag, genoeg, hebben, wreed, dodelijk, lauw,vet, kappen, nokken, hoe komt het dat?, zo zit het, zo gaat dat, oneerlijk, vervolgens, daarna, ondanks dat, zomaar, zo, op deze manier, op die manier, hier en daar, zo, toch, voor wat het waard is, wat geeft het, pompen of verzuipen, relaxed, cool, hoe gaat het?, hoe gaat het ermee?, hoe is het? hoe gaat het met je?, hoe is het met je?, hoe gaat het?, hoe gaat het met je?, het is een gegeven, het is een feit, het maakt me niet uit, het maakt me allemaal niet uit, dat is voor mij gelijk, met de regelmaat van de klok, het is nutteloos, het is zinloos, hoe komt het, wat, jee, jeetje, verdorie, verdomme, Jeetje! Hemeltje! Gut! Jemig!, Kijk!, goh, gossie, tjonge, (het) geeft niet, (het) maakt niet uit, jee!, jeetje!, goh!, gossie!, lieve hemel, lieve hemel, lieve help, goeie hemel, het maakt me niet uit, het interessert me niet, het kan me niet schelen, lekker voor je, pech gehad, Mondje dicht!, goeie genade!, lieve hemel!, beslist niet, geen sprake van, tot zover alles ok, ´tuurlijk!, dat spreekt vanzelf, vanzelfsprekend, dat is het!, en daarmee uit, punt uit, wat maakt mij het uit?, wat interesseert mij het?, wat maakt het uit?, het gaat goed met mij, nee dank u, Het maakt mij niet uit., Ik vind het mooi, Het gaat goed met mij, zoals je wil, wat je wil, krijg nou wat!, harde wind, meneer, precies wat nodig is, precies wat we nodig hebben, kleine kans, andere stand van zaken, punt, gratis rit, het is tijden geleden dat, uitstellen, opschorten, niet te vermijden, niets aan kunnen doen, iemand raken waar het pijn doet, zo door blijven gaan, zo door gaan, het oplossen, het regelen, pompen of verzuipen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord ça

id

nom masculin (Psychanalyse) (psychologie)

Depuis qu'ils ont évoqué Freud à l'école, chaque fois qu'il fait une bêtise il prétend que son Ça l'y a poussé.

die

(mannelijk+vrouwelijk)

Tu aimes ça ?

het

pronom (un peu familier)

J'ai déménagé dans cette ville l'année dernière et ça me plaît.

dit

(onzijdig)

Écoute ça : "Un chien mord un homme trois fois."

deze

(proche) (mannelijk+vrouwelijk)

Je parle de ceci, pas de cela.

men, ze, we, wij

(indéfini, général)

Oh, non. On ne fait pas ça en Espagne.

die, deze

(mannelijk+vrouwelijk)

die

pronom (démonstratif) (mannelijk+vrouwelijk)

Voulez-vous ceci ou cela ?

passim, verspreid

(littéraire)

stand, score

nom masculin (Sports, Jeux)

À la mi-temps, le score était de quarante à trente-huit.

stank

nom féminin

voorkeur

bedrag

nom masculin

Combien d'argent ça fait ? Trois cents dollars !

genoeg

Assez ! Je ne veux plus rien entendre !

hebben

(pour former le passé)

Nos avons gagné la course.

wreed, dodelijk, lauw,vet

(slang)

Wow, c'est trop bien ! J'adore !

kappen, nokken

(familier) (NL slang)

Vous deux ! Arrêtez immédiatement de vous battre !

hoe komt het dat?

(familier)

Comment ça se fait que tous tes chapeaux soient noirs ?
Hoe komt het dat al jouw hoeden zwart zijn?

zo zit het, zo gaat dat

Tu peux penser que ce n'est pas juste de ne pas avoir eu le poste, mais c'est comme ça.
Je denkt waarschijnlijk dat het oneerlijk is dat je de job niet kreeg, maar zo gaat dat.

oneerlijk

Mais enfin ! Ça ne se fait pas !

vervolgens, daarna

locution adverbiale

Nous sommes allés voir un film, et après ça, nous sommes allés manger dans un restaurant italien.

ondanks dat

zomaar

adverbe (familier)

zo, op deze manier

Vous tournez simplement la poignée comme ceci et la porte devrait s'ouvrir.

op die manier

locution adverbiale

hier en daar

Il menait une existence sans but, errant ici et là mais ne s'installant jamais nulle part.

zo

locution adverbiale

On ne peut pas continuer comme ça. En faisant comme ça, tu obtiendras un meilleur résultat.

toch

locution adverbiale

voor wat het waard is

Ça vaut ce que ça vaut, mais cette voiture me semble trop puissante pour toi.

wat geeft het

Qu'est-ce que ça fait si j'aime boire de la bière de temps en temps ?

pompen of verzuipen

(figuurlijk)

Ça passe ou ça casse pour notre équipe aujourd'hui.

relaxed, cool

(informeel)

hoe gaat het?, hoe gaat het ermee?, hoe is het? hoe gaat het met je?, hoe is het met je?

(familier) (informeel)

– Ça va ? – Pas mal, et toi ?

hoe gaat het?, hoe gaat het met je?

(informeel)

Bonjour Phil, comment vas-tu ? Je suis contente de te revoir.

het is een gegeven, het is een feit

Les gens vont faire la queue pour ces tickets : il n'y a pas de doute.
Er zal een grote wachtrij zijn voor tickets, dat is een feit.

het maakt me niet uit, het maakt me allemaal niet uit, dat is voor mij gelijk

(informeel)

Tu peux rester ou partir, ça m'est égal.
Je kan blijven of gaan, dat is voor mij gelijk.

met de regelmaat van de klok

(familier)

Dès que je ferme un œil, ça ne rate jamais : on m'appelle au téléphone.

het is nutteloos, het is zinloos

Il est inutile de l'appeler, il ne peut plus t'entendre.

hoe komt het

Comment ça se fait que tu ne sois pas au travail ?
Hoe komt het dat je niet aan het werk bent?

wat

Comment ça ? Tu peux répéter ?

jee, jeetje

interjection (familier, un peu vieilli)

Eh bien, ça alors ! Je n'ai jamais vu quelque chose comme ça !

verdorie, verdomme

(informeel)

Ça alors, tu as perdu du poids !

Jeetje! Hemeltje! Gut! Jemig!

(informeel)

Ça alors ! Tu l'as eue où, cette voiture ?

Kijk!

goh, gossie, tjonge

interjection

(het) geeft niet, (het) maakt niet uit

(informeel)

- Je n'ai pas eu le temps d'appeler Peter. - C'est pas grave. Je le verrai probablement ce soir de toute façon.

jee!, jeetje!, goh!, gossie!

(familier, un peu vieilli) (informeel)

Ça alors ! Je n'en reviens pas que tu aies dit ça !
Jee! Ik kan niet geloven dat je dat net zei!

lieve hemel

interjection (informeel)

"Ça lors ! Ben a finalement eu son permis !"

lieve hemel

(informeel)

Ça alors ! Mais c'est quoi ce diamant que tu as au doigt ?
Lieve hemel! Hoe groot is die diamanten ring wel niet?

lieve help, goeie hemel

(informeel)

Lieve hemel! Heb je die grote hond gezien?

het maakt me niet uit, het interessert me niet, het kan me niet schelen

- Tu ne peux pas sortir habillé comme ça, tu vas attraper froid. - Ça m'est égal.

lekker voor je, pech gehad

(figuré, familier) (informeel)

Et tu pensais que je ne pouvais pas gagner ? Bah prends-toi ça dans les dents !

Mondje dicht!

Ne répète ça à personne : motus et bouche cousue.

goeie genade!, lieve hemel!

(informeel)

beslist niet, geen sprake van

interjection (familier)

Moi, faire du saut à l'élastique ? Ça risque pas !

tot zover alles ok

Comment se passe ma retraite ? Pour l'instant, ça va. Mais redemande-moi dans six mois.

´tuurlijk!

(informeel)

– Tu peux me prêter un stylo ? – Bien sûr !

dat spreekt vanzelf, vanzelfsprekend

interjection

Tu es toujours belle, ça va sans dire !

dat is het!

interjection (informeel)

C'est ça ! Cette pièce va au centre du puzzle.

en daarmee uit, punt uit

(informeel)

Tu n'épouseras pas ce garçon, point final ! Tu n'iras pas à la fête, point final !

wat maakt mij het uit?, wat interesseert mij het?

Si tu veux gâcher ta vie en quittant l'école, je m'en fiche.

wat maakt het uit?

Tu gagnes plus que moi. Et alors ?

het gaat goed met mij

Je vais bien. Mais, toi, comment vas-tu ?
Het gaat goed met mij! Maar, hoe gaat het met jou? "Hoe gaat het me je?" - "Met mij gaat het goed, dank je!"

nee dank u

As-tu besoin d'autre chose ? - Non merci, ça va.

Het maakt mij niet uit.

"We kunnen naar de bioscoop gaan of bowlen. Wat wil jij doen?" "Het maakt mij niet uit."

Ik vind het mooi

Quelle jolie robe ! J'adore !

Het gaat goed met mij

– Comment vas-tu ? – Je vais bien, merci.
"Hoe gaat het?" "Het gaat goed met mij, dank je."

zoals je wil, wat je wil

(informeel, afkeurend)

Ok, fais comme tu veux, j'en ai marre de discutailler avec toi. Tu ne veux pas de pepperoni sur la pizza ? D'accord, fais comme tu veux.

krijg nou wat!

(familier, un peu vieilli) (informeel)

harde wind

nom masculin

Ce coup de vent empire.

meneer

precies wat nodig is, precies wat we nodig hebben

Une semaine de vacances au soleil, c'est exactement ce dont j'avais besoin.

kleine kans

andere stand van zaken

punt

Tout cela pour dire que vous ne pouvez plus arriver en retard au travail dorénavant.

gratis rit

het is tijden geleden dat

(figuré, familier)

Ça fait un bail qu'on ne s'est pas assis ensemble.
Het is tijden geleden dat we allen samenzaten.

uitstellen, opschorten

locution verbale

niet te vermijden, niets aan kunnen doen

C'est dommage que Deborah ne puisse pas venir avec nous, mais c'est comme ça.

iemand raken waar het pijn doet

(figuré) (figuurlijk)

Son divorce a frappé là où ça fait mal, c'est-à-dire son portefeuille.
ⓘCette phrase n'est pas une traduction de la phrase originale. Zijn scheiding raakte hem waar het het meeste pijn doet: in zijn portefeuille.

zo door blijven gaan, zo door gaan

Mon prof m'a dit de continuer comme ça après mon 20 à l'examen.

het oplossen, het regelen

locution verbale

Nous allons régler ça tout de suite !

pompen of verzuipen

(figuurlijk)

Pour l'examen final, ça passe ou ça casse !

Laten we Frans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van ça in Frans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Frans.

Ken je iets van Frans

Frans (le français) is een Romaanse taal. Net als Italiaans, Portugees en Spaans, komt het uit het populaire Latijn, dat ooit in het Romeinse rijk werd gebruikt. Een Franstalig persoon of land kan een "Franstalig" worden genoemd. Frans is de officiële taal in 29 landen. Frans is de vierde meest gesproken moedertaal in de Europese Unie. Frans staat op de derde plaats in de EU, na Engels en Duits, en is na Engels de meest onderwezen taal. De meerderheid van de Franstalige wereldbevolking woont in Afrika, met ongeveer 141 miljoen Afrikanen uit 34 landen en gebieden die Frans als eerste of tweede taal spreken. Frans is de tweede meest gesproken taal in Canada, na Engels, en beide zijn officiële talen op federaal niveau. Het is de eerste taal van 9,5 miljoen mensen of 29% en de tweede taal van 2,07 miljoen mensen of 6% van de gehele bevolking van Canada. In tegenstelling tot andere continenten is het Frans in Azië niet populair. Momenteel erkent geen enkel land in Azië Frans als officiële taal.