Wat betekent atacar in Portugees?

Wat is de betekenis van het woord atacar in Portugees? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van atacar in Portugees.

Het woord atacar in Portugees betekent overvallen, beroven, aanpakken, te lijf gaan, aanvallen, aanvallen, het voorzien hebben op, het gemunt hebben op, ervan langs geven, een pak slaag geven, uithalen, aanvallen, toetasten, uithalen naar, uitvallen, uitpakken, uithalen naar, aanvallen, aanvallen, iem. mores leren, uithalen naar, aanpakken, aanvallen, aanvallen, overvallen, plunderen, leegplunderen, aanvallen, steken, bijten, meppen, verscheuren, verslinden, iemand slaan, raken, treffen, een uitval doen, bestormen, overvallen door, zijn / haar tanden zetten in, aanvallen, aanvallen, bestormen, aanvallen, terugslaan, riposteren, terugslaan, in de flank aanvallen, bij verrassing aanvallen, een granaataanval uitvoeren, van de zijkant tackelen, afkraken, met een handbijl aanvallen, neersabelen, in een hinderlaag lokken, woest aanvallen, aanvallen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord atacar

overvallen, beroven

verbo transitivo

Os ladrões o atacaram na rua.

aanpakken, te lijf gaan

verbo transitivo

aanvallen

verbo transitivo

O candidato atacou ferozmente o oponente.

aanvallen

verbo transitivo

het voorzien hebben op, het gemunt hebben op

verbo transitivo

ervan langs geven, een pak slaag geven

verbo transitivo (informeel)

uithalen

Joyce estava acariciando o gato quando ele repentinamente atacou.

aanvallen, toetasten

verbo transitivo (gíria)

Comecei a salivar quando senti o cheiro da torta caseira da minha mãe; eu estava pronto para atacar.

uithalen naar

Davies repentinamente atacou sua vítima, socando o Sr. Jackson no chão.

uitvallen, uitpakken

(figurado) (figuurlijk)

Ian tem uma tendência de atacar se acha que está sendo pessoalmente criticado.

uithalen naar

verbo transitivo (letterlijk)

aanvallen

verbo transitivo (verbalmente) (figuurlijk: verbaal)

aanvallen

verbo transitivo

Os ladrões atacaram sua vítima quando foram incomodados.

iem. mores leren

verbo transitivo (figuurlijk, informeel)

Ele realmente decidiu atacá-lo quando o viu flertando com sua esposa.

uithalen naar

(figurado) (figuurlijk)

aanpakken

(problema)

O dono da loja atacou o problema de furtos instalando um sistema de câmeras.

aanvallen

verbo transitivo (assaltar)

O furacão nos atacou sem aviso.

aanvallen, overvallen

verbo transitivo

Os dois homem atacaram James enquanto ele caminhava no parque.

plunderen, leegplunderen

(figurado) (van koelkast)

Brenda está cansada de suas crianças atacarem a geladeira: nunca há comida sobrando quando ela quer algo.

aanvallen

O exército atacou no meio da noite. Os ladrões de banco atacaram outra vez.

steken

(com espada)

O cavaleiro sacou a espada e atacou o inimigo.

bijten

A cobra atacou a perna dele sem aviso.

meppen

(verbalmente)

verscheuren, verslinden

verbo transitivo (animal)

iemand slaan

verbo transitivo (mostrar hostilidade, agressão)

raken, treffen

verbo transitivo (informal)

een uitval doen

(leger)

bestormen

verbo transitivo

A milícia atacou a cidade.

overvallen door

(figurado) (figuurlijk)

zijn / haar tanden zetten in

(informeel)

A torta de maçã parece deliciosa; mal posso esperar para devorá-la.

aanvallen

aanvallen

verbo transitivo (fisicamente)

bestormen, aanvallen

O exército tomou o inimigo de surpresa.

terugslaan

(leger)

riposteren

(schermen)

terugslaan

(figurado) (figuurlijk)

in de flank aanvallen

(aanval)

O esquadrão principal do exército atacou o inimigo enquanto um grupo menor flanqueava.

bij verrassing aanvallen

O inimigo os surpreendeu de manhã cedo.

een granaataanval uitvoeren

van de zijkant tackelen

locução verbal (esporte)

afkraken

met een handbijl aanvallen

locução verbal

neersabelen

in een hinderlaag lokken

O jaguar atacou de tocaia os caçadores que dormiam.

woest aanvallen

locução verbal

O leão atacou o gnu ferozmente.

aanvallen

locução verbal (figurado) (figuurlijk)

Laten we Portugees leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van atacar in Portugees, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Portugees.

Ken je iets van Portugees

Portugees (português) is een Romeinse taal afkomstig uit het Iberisch schiereiland van Europa. Het is de enige officiële taal van Portugal, Brazilië, Angola, Mozambique, Guinee-Bissau, Kaapverdië. Portugees heeft tussen de 215 en 220 miljoen moedertaalsprekers en 50 miljoen tweedetaalsprekers, voor een totaal van ongeveer 270 miljoen. Portugees wordt vaak vermeld als de zesde meest gesproken taal ter wereld, de derde in Europa. In 1997 rangschikte een uitgebreide academische studie het Portugees als een van de 10 meest invloedrijke talen ter wereld. Volgens UNESCO-statistieken zijn Portugees en Spaans na Engels de snelst groeiende Europese talen.